De Iraans-Nederlandse hoogleraar Halleh Ghorashi (1962) constateert dat er een revolutie gaande is in Iran. ‘Aan de ene kant zijn er de gewapende mannen, aan de andere kant zijn er de meisjes met achter hen de jongens die vechten voor hun vrijheid. Hun enige wapen is solidariteit van de wereld.’
‘Nederlanders schromen soms om solidariteit te betuigen. Ze zeggen: ‘Het zou paternalistisch zijn als ik me over Iran zou uitspreken.’ Dat is niet waar. Iedereen kan iets doen om protesterende Iraniërs een steun in de rug te geven. Regeringsleiders kunnen politieke druk uitoefenen, journalisten kunnen zorgen dat Iran in het nieuws blijft, universiteiten, vakbonden en andere instituties kunnen zich solidair verklaren, artiesten kunnen hun podium gebruiken, maar ook individuele Nederlanders kunnen zich laten horen.
‘Dat een tweet over Mahsa Amini wereldwijd 500 miljoen keer is gedeeld geeft de mensen daar moed, net als filmpjes van bekende en onbekende vrouwen die hun haar afknippen uit lotsverbondenheid met actievoerende meisjes en vrouwen in Iran. Het laat ze zien dat ze niet alleen staan.’
Voor Halleh Ghorashi (1962) was het lang geleden dat ze zich nadrukkelijk bemoeide met wat er gebeurt in Iran. De Iraans-Nederlandse hoogleraar diversiteit en integratie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam staat bekend om haar genuanceerde, door onderzoek onderbouwde, standpunten. En om haar focus op Nederland, het land waar ze in de jaren tachtig naartoe vluchtte, studeerde en promoveerde, en waar ze zitting heeft in invloedrijke gremia als de Sociaal Economische Raad en de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.
Sinds jaar en dag kregen journalisten die met haar over Iran wilden praten nul op het rekest. Zij vond: ‘Het feit dat ik in Iran ben geboren maakt van mij nog geen Iran-deskundige.’ Nu is ze een van de belangrijkste motoren achter Nederlandse steun aan de protestbeweging tegen het Iraanse regime die opbloeide na de dood van Mahsa Jina Amini, de 22-jarige Koerdisch-Iraanse vrouw die in september stierf nadat ze door de zedenpolitie werd opgepakt en mishandeld vanwege een afgezakte hoofddoek.
In de aanloop naar 8 oktober, een dag waarop de protesten in Iran een hoogtepunt beleefden en ook elders in de wereld onder de leuze ‘Vrouw, leven, vrijheid’ werd gedemonstreerd, verspreidde Ghorashi samen met GroenLinks-Eerste Kamerlid Farah Karimi, mensenrechtenactivist Mardjan Seighali en oud-PvdA-leider Lilianne Ploumen een petitie met als aanhef ‘Mahsa Jina Amini. Zeg haar naam! Wees niet stil’.
De aansporing om in Den Haag te komen demonstreren ging gepaard met een oproep aan de regering op te komen voor de vrouwen in Iran, het Iraanse staatsgeweld te veroordelen en sancties tegen de Iraanse machthebbers in te stellen. De petitie werd door meer dan vijfduizend mensen getekend.
En toen stond je op 8 oktober samen met vertegenwoordigers van wel tien politieke partijen op het podium dat uitkeek op een met demonstranten gevuld Malieveld. Waarom wil je je nu wel laten horen over Iran?
‘Nog steeds wil ik niet de deskundige uithangen als het gaat om politieke of economische ontwikkelingen in Iran, of de militaire positie van Iran in de rest van het Midden-Oosten. Daarover heb ik te weinig recente gegevens om een goed verhaal te vertellen. Samen met een aantal Iraanse studenten die tijdelijk onderdak vonden bij de VU heb ik de laatste jaren wel gepubliceerd over de Iraanse vrouwenbeweging, en met de beweging die nu gaande is voel ik me sterk verbonden. Ik zag verschillende spontane demonstraties van de grond komen waarop vooral Iraniërs afkwamen en dacht: dat is mooi, maar er moet iets breders gebeuren, iets waarbij we meer Nederlanders betrekken en de Nederlandse regering direct aanspreken.
‘Ik beschouw mezelf niet als Iran-expert, maar mijn kennis over de geschiedenis van de Iraanse vrouwenbeweging wil ik graag delen. En ik wil wel solidariteit organiseren, als een van de Nederlandse Iraniërs met een groot genoeg Iraans én Nederlands netwerk om iets te bereiken. Ik kan slapeloze nachten hebben als ik denk aan al die meisjes en jongens die daar doodgaan omdat ze de moed hebben door te gaan met protesteren, maar wat heeft dat voor zin? Ik kan er iets aan doen door hen in Nederland een podium te geven.’
Onder de Haagse politici was het een ongekend feest van saamhorigheid op het Malieveld. Sophie Hermans van de VVD die samen met Lilian Marijnissen van de SP, Sylvana Simons van Bij1, Tunahan Kuzu van Denk en Kamerleden van CDA, PvdA, D66, ChristenUnie, Volt en de Partij voor de Dieren uit volle borst ‘Vrouw, leven, vrijheid!’ scandeerden en allemaal in waren voor maatregelen tegen Iran. Doel bereikt?
‘Het is een goed begin. Ik hoop dat het niet blijft bij het afleggen van statements, dat er in Nederland een beweging op gang komt die de regering aanspoort tot actie, ook internationaal. Ik denk steeds aan de rol die Nederlanders speelden bij de strijd tegen apartheid in Zuid-Afrika. Zoiets hoop ik ook voor acties tegen het brute geweld in Iran.
‘President Trudeau van Canada heeft een prachtig voorbeeld gegeven door met onmiddellijke ingang gerichte sancties in te stellen tegen een grote hoeveelheid regeringsfunctionarissen en leidinggevende figuren van de Revolutionaire Garde, het militaire elitecorps dat tevens een groot deel van de economie in handen heeft. De algemene sancties die een paar jaar geleden onder aanvoering van Trump werden aangescherpt treffen voornamelijk de bevolking. Veel Iraniërs leven in armoede terwijl mensen in en om de macht in weelde leven. Nederland zou het voorbeeld van Trudeau moeten volgen, een gidsland worden in Europa als het gaat om solidariteit met het Iran dat af wil van rigide machthebbers die zichzelf schaamteloos verrijken en zich systematisch schuldig maken aan schendingen van mensenrechten.’
Opperste leider Khamenei, president Raisi en andere hoge functionarissen in de Islamitische Republiek spiegelen actievoerders tegen hun bewind als vanouds af als handlangers van het Westen. Er zijn commentatoren die denken dat westerse steun aan de Iraanse protesten om die reden juist averechts werkt.
‘Je moet niet meegaan met die retoriek over het Oosten en het Westen. Die geeft sowieso een vertekend beeld. De huidige solidariteit met Iran komt niet alleen uit Amerika en Europa. Ook in Australië, Zuidoost-Azië en Latijns-Amerika wordt gedemonstreerd. De president van Chili was de eerste die tijdens een VN-vergadering een heel duidelijk statement maakte. We moeten niet in de val van de Iraanse autoriteiten trappen dat solidariteit met Iraanse vrouwen iets westers is.’
Terug naar het ‘Vrijheid is noch oosters, noch westers maar universeel’?
‘Ha ja, dat was in 1979 de leuze waaronder we demonstreerden toen Khomeini met de nu nog steeds geldende shariawetgeving kwam waarin vrouwen een tweederangspositie hebben en verplicht zijn hun haar te bedekken. Toen werd het opkomen voor vrouwenrechten ook afgedaan als een vorm van westers imperialisme. Dat universeel zou ik nu veranderen in globaal. De strijd om vrijheid en om vrouwenrechten gaat over alle continenten en alle landen. Westerse landen moeten doen wat ze kunnen, in de eerste plaats met gerichte sancties, ook tegen familieleden van officials in Iran die in het Westen wonen.
‘Veel kinderen van mannen in en om de macht studeren in Amerika en Canada en zetten foto’s van zichzelf op sociale media waarop ze aan het feesten zijn. Als zij zich niet openlijk uitspreken tegen de daden van het regime dan moeten ze aangepakt worden. Die kinderen profiteren van de corruptie van hun ouders en doen allemaal dingen die hun vaders in eigen land met geweld onderdrukken. Een deel van de beweging van nu is ontstaan uit woede daarover.
‘Vanuit verschillende uithoeken van de wereld moet worden samengewerkt om Iran de goede kant op te krijgen. Niet alleen door de Europese Unie, maar ook in VN-verband saamhorigheid creëren. Zodat Iran niet kan zeggen: het is een westers complot.’
De symbolische steun voor Iraanse meisjes die hun leven wagen om te protesteren tegen de verplichte hijab is in westerse landen overweldigend, maar onder feministisch geëngageerden die hier juist protesteren tegen discriminatie van moslimvrouwen met hoofddoek bestaat ook vrees dat het protest wordt misbruikt voor een islamofobe agenda.
‘Die aarzeling om deel te nemen aan de protesten tegen het Iraanse regime bij mensen die hier opkomen voor het recht van vrouwen om een hoofddoek te dragen is onterecht. Zij zouden ook moeten vechten voor de vrijheid van andere vrouwen om hun hoofddoek af te doen. Inderdaad zijn er mensen die de situatie in Iran gebruiken om zich af te zetten tegen de islam. In Iran zeggen velen: ons pleidooi is niet voor verplicht afdoen van de hoofddoek, ons pleidooi is voor vrijheid van keuze. Dat moet ook ons uitgangspunt zijn. Het gaat over de vrijheid van vrouwen, die moet je niet vernauwen tot een ideologisch verhaal over de islam. Het gaat niet om voor of tegen de islam, het gaat om het bestrijden van een corrupt en gewelddadig regime dat strenge leefregels oplegt. Die hoofddoek is een symbool geworden voor alles wat er mis is in Iran.
‘Nieuw is dat deze keer de vrouwen de leiding hebben in Iran. Dat is geweldig. Heel anders dan tijdens de revolutie van 1978-1979. De revolutie tegen het dictatoriale bewind van sjah Mohammad Reza Pahlavi werd naast Khomeini vooral aangevoerd door linkse, hiërarchisch georganiseerde partijen met voorhoedepretenties en mannen aan de top die vertelden wat er moest gebeuren. Veel toenmalige activisten waren politieke gevangenen geweest onder de sjah. Het ging om politieke vrijheid, democratie, socialisme, een eerlijke verdeling van kennis, inkomen en macht tussen arm en rijk.
‘Na de machtsovername van Khomeini keerden die linkse partijen zich tegen hem. Toen de leiders door het regime waren vermoord of naar het buitenland verdwenen stortte alles in. De beweging van nu heeft horizontale, meer feministische organisatievormen – losse netwerken met meerdere aanvoerders zodat het niet meer het einde betekent als een van hen wegvalt.
‘Je kunt zeggen dat de revolutie van 1978-1979 is mislukt. Tegelijkertijd: de Iraanse vrouwenbeweging is nog nooit zo sterk geweest als nu. Dat heeft ook te maken met die revolutie van toen. Toen is de geest uit de fles gekomen. Mensen hebben ervaren wat vrijheid betekent om daarna onderdrukt te worden. Dat zit in het collectieve geheugen van Iraniërs van mijn generatie en ouder. De jongeren die nu in opstand komen hebben alleen onderdrukking gekend en hebben weinig met de dogma’s van de jaren zeventig. Voor hen gaat het protest om existentiële vrijheden. De tijd van de grote ideologische verhalen is voorbij, nu gaat het om de eigen ervaringen die collectief worden gemaakt. Dat en solidariteit van de rest van de wereld hebben hoop gecreëerd.’
Denk jij dat er nu sprake is van een revolutie?
‘Ik vind van wel. Door het hele land en dwars door alle lagen van de bevolking wordt geprotesteerd. Hoe het gaat aflopen weet niemand. Een ding is zeker: de genderverhoudingen in Iran zijn al veranderd. Mannen volgen nu de vrouwen. Vaders kunnen straks niet meer tegen hun dochters zeggen: ga jij maar naar huis.’
Inmiddels wordt het aantal doden – onder wie veel jonge vrouwen – geschat op rond de driehonderd. Veel Iraniërs vrezen dat het eindigt met een militaire coup door de Revolutionaire Garde of een burgeroorlog.
‘Dat zijn reële angsten. Wat ik ook eng vind zijn de leuzen die beginnen met: ‘Dood aan...’ Dan denk ik: dat is precies wat er na de vorige revolutie fout is gegaan, de gedachte dat wraaknemen door te moorden een oplossing zou zijn. Des te belangrijker is het om verbondenheid te tonen met de beweging van onderop die nu gaande is. Het lied van Shervin Hajipour dat dé protestsong is geworden vertelt over dagelijkse belemmeringen. De zachtheid en tegelijk vastberadenheid die daaruit opklinkt is precies waar de beweging van nu voor staat.
‘Je ziet het ook terug in de manier waarop theatrale performances worden gebruikt als actiemiddel, het dansend en zingend verbranden van hoofddoeken. Aan de ene kant zijn er de gewapende mannen, aan de andere kant zijn er de meisjes met achter hen de jongens die vechten voor hun vrijheid. Hun enige wapen is solidariteit van de wereld. Die gewapende mannen zijn minder sterk als de wereld hen onder druk zet.
‘Natuurlijk vrees ik dat het geweld tegen demonstranten nog zal toenemen. Ook zullen meer Iraniërs moeten vluchten. Een ruimhartig asielbeleid zou een belangrijk onderdeel moeten zijn van de solidariteit van westerse regeringen met de strijd in Iran. Westerse landen kunnen nu laten zien dat ze voor meer staan dan het azen op Iraanse olie. Nederland heeft code rood afgegeven voor Iran. Iedereen wordt afgeraden daarheen te gaan. In ambtsberichten van Buitenlandse Zaken zou meegenomen moeten worden dat Iran een gevaarlijk land is voor wie zich verzet tegen het regime.
‘De manier waarop Oekraïners worden opgevangen zou een voorbeeld moeten zijn voor de opvang van andere vluchtelingen. Laat ze niet zoals nu gebeurt verkommeren in Ter Apel en overvolle centra waar trauma op trauma wordt gestapeld. Geef ze de kans hier een waardig bestaan op te bouwen, ga flexibel om met deze situatie en probeer voor die mensen goede en kleinschaliger opvang te bieden. Tegenover de mensen die te hoop lopen tegen asielzoekerscentra in hun omgeving staan een heleboel mensen die vluchtelingen juist willen helpen.
‘Daar komt bij: ook onder de Iraniërs die hierheen komen zitten getalenteerde studenten en geschoolde werknemers die voor Nederland veel zouden kunnen betekenen. Het is irrationeel dat de vele duizenden openstaande vacatures waar Nederland mee kampt niet mogen worden opgevuld door mensen van wie snel duidelijk kan zijn dat ze hier met goede redenen naartoe komen.’
Dit interview is eerder gepubliceerd in de Volkskrant (21 oktober 2022).