De witte wil tot macht

De witte wil tot macht, interview met Froukje Santing, De Groene Amsterdammer, pp 15-18.

Nederland verkleurt in rap tempo. Toch zitten er alleen ‘witte’ gezichten in het nieuwe kabinet. Organisatieadviseurs en wetenschappers zien dat diversiteit uit is in Nederland. Hans Spekman: ‘Er was nu gewoon even geen plek in het kabinet voor iemand met een migrantenachtergrond.’

Triomf van de technocratie. Afbraak van de ideologie als drijfveer voor politiek handelen. Een pragmatische methode van uitruilen die heeft geresulteerd in een gok met solidariteit. Het zijn een paar voorbeelden van de vele snerende en bezorgde kwalificaties die VVD-leider (en premier) Mark Rutte en PVDA-fractieleider Diederik Samsom de afgelopen tijd om de oren hebben gekregen na de voortvarende manier waarop ze een blauw-rood kabinet in elkaar timmerden. Een unicum in de Nederlandse geschiedenis. Niet alleen qua tijd, maar ook in aanpak. De mentale kloof tussen rechts en links is niet overbrugd: Rutte en Samsom hebben op onderdelen gekozen voor dan wel de zegeningen van de markt en de kracht van meritocratie, dan wel voor solidariteit en een betere verdeling van de welvaart. Neoliberalisme en conservatieve sociaal-democratie zij aan zij uitgestald in de belangrijkste etalage van de politiek.

‘Die aanpak van uitruilen en gunnen heeft tot gevolg’, zegt de Amsterdamse hoogleraar politicoloog Jean Tillie, ‘dat de PVDA bijvoorbeeld nu het immigratieprogramma van de rechtse PVV van Geert Wilders uitvoert.’ In het regeer­akkoord is afgesproken dat immigranten, aangemerkt als vreemdelingen, langer in Nederland moeten verblijven (van vijf naar zeven jaar) voordat ze politieke rechten krijgen, aanspraak kunnen maken op een bijstandsuitkering of een aanvraag voor naturalisatie kunnen indienen. Het sociale vangnet geldt alleen nog voor mensen die de Nederlandse taal spreken en illegaal verblijf wordt strafbaar, een prominent punt van de actielijst van het voormalige kabinet-Rutte 1, van VVD en CDA en gedoogpartner PVV.

Maar in de blauw-rode uitruilslag is ook de aansluiting opgeofferd met tweede en derde generaties migranten. De meerderheid daarvan is hier geboren, is steeds beter opgeleid en bezit de Nederlandse nationaliteit. ‘VVD en PVDA hebben zonder het te beseffen, en dat is wellicht nog het meest kwalijke, een kabinet samengesteld dat zo weinig met beide “poten” in de samen­leving staat’, meent Ila Kasem, directievoorzitter van Van de Bunt Adviseurs, Nederlands oudste organisatieadviesbureau. ‘Dit land wordt gekenmerkt door culturele verscheidenheid. Dat wil ik terugzien, ook in de politieke top.’ Het kan toch niet zo zijn, werpt hij geïrriteerd op, dat alle issues die vandaag de dag van belang zijn vanuit de beslotenheid van de monocultuur worden geadresseerd? Kasem was verbaasd toen hij de samenstelling zag van de groep ‘witte’ mannen en vrouwen op het bordes van paleis Noordeinde in Den Haag: ‘Ik dacht dat het voor de PVDA vanzelfsprekend zou zijn dat de samenstelling van een kabinet waarvan zij deel uitmaken een zekere afspiegeling zou zijn van de diverse Nederlandse samenleving.’ Van de VVD had hij op dat terrein geen enkele verwachting: ‘De liberalen zeggen al jaren dat ze voor kwaliteit en niet voor diversiteit kiezen om zo niet aan diversiteit te hoeven werken.’

In zijn streven naar diversiteit aan de top trekt de organisatieadviseur, die een Marokkaanse achtergrond heeft, regelmatig op met collega Pieter Cortenbach, directeur bij Vanderkruijs, partner in executive search. Het is hun vak om in opdracht mensen te scouten voor bestuurlijke en managementfuncties. Beiden waren in 2010 ook betrokken bij de samenstelling van de kieslijst van de PVDA voor de gemeenteraadsverkiezingen. Die was, op grond van de visie van de sociaal-democraten, een dwarsdoorsnede van de pluriforme grotestadspopulatie: mannen en vrouwen, autochtonen en allochtonen en homo’s en heteroseksuelen. Een van de kandidaten die nu raadslid is: ‘Ik heb het vooral aan mijn Turkse achtergrond te danken dat ik zo hoog op de lijst kwam. Spreiding van etniciteit in de lokale politiek, zeker in de Randstad, is een belangrijk criterium voor de PVDA.’

De verwachting was dat de sociaal-democraten die lijn zouden doortrekken bij de parlementsverkiezingen afgelopen september. Niet alleen in de Tweede Kamer, zoals is gebeurd met een brede inbreng van mensen in de fractie, maar ook in de regering, als de PVDA aan de macht zou komen. Dat politici, zoals eerder de Nederlands-Marokkaanse Ahmed Aboutaleb (oud-staatssecretaris van Sociale Zaken en nu burgemeester van Rotterdam) of de Nederlands-Turkse Nebahat Albayrak (oud-staatssecretaris van Justitie en nu werkzaam bij Shell) opnieuw verzekerd waren van een plaats in de regeringsploeg. Cortenbach: ‘We dachten vijf jaar geleden dat een kabinet met deze twee politici het startpunt was van een ontwikkeling. Maar we zien nu dat het een hoogtepunt was, en dat het daarna is stilgevallen.’

Terwijl Nederland verkleurt, nieuwe generaties migranten in hogere functies op de arbeidsmarkt participeren en actief deelnemen aan het maatschappelijk middenveld heeft de monocultuur weer bezit genomen van de politieke top in Den Haag. Maar niet alleen daar. Je ziet het volgens de organisatieadviseurs in den brede aan de top in Nederland. De aandacht voor diversiteit bungelt onder aan het lijstje van prioriteiten. ‘Inmiddels is het eerder not done om daar nog naar te streven, ook bij de samenstelling van bijvoorbeeld adviesraden van de overheid’, is de ervaring van Cortenbach: ‘Rutte 1 rekende radicaal af met het diversiteitsbeleid. Dat verschafte de publieke sector de legitimatie om er dan ook maar helemaal van af te zien.’

Het is een waarneming die ik, op grond van uiteenlopende analyses, vaker hoor tijdens de zoektocht naar antwoorden op de vraag hoe het mogelijk is, zoals NRC Handelsblad-columnist Bas Heijne het onlangs formuleerde, dat er na meer dan een halve eeuw migratie niet één gekleurd gezicht op het bordes stond. PVDA-voorzitter Hans Spekman zegt defensief, maar ook een tikkeltje geïrriteerd: ‘Er was nu gewoon even geen plek in het kabinet voor iemand met een migrantenachtergrond.’ Hij vergelijkt in een gesprek op het partijbureau aan de Amsterdamse Herengracht de samenstelling van een regeringsploeg met het oplossen van een sudokupuzzel: ‘Je moet het doen met de posten en de mensen die je hebt.’

Een voorbeeld: als de PVDA de portefeuille veiligheid zou hebben gekregen, had hij Ahmed Marcouch (Tweede-Kamerlid van Marokkaanse origine en voorheen politiek actief in Amsterdam) naar voren kunnen schuiven voor een regeringspost. ‘Maar ik kan die man, omdat hij migrant is, het boerenleven toch niet laten beheren, waar hij geen verstand van heeft en waar zijn passie niet ligt.’

Het is interessant dat die belemmering midden december kennelijk niet geldt voor oud-Kamerlid en voormalig staatssecretaris van Onderwijs Sharon Dijksma (PVDA). Ze kwam, na het gedwongen vertrek van partijgenoot Co Verdaas alsnog in beeld als staatssecretaris van Economische Zaken, met landbouw en natuurbeleid in haar portefeuille. Verdaas, een relatief onbekend politiek talent, had als gedeputeerde van Gelderland gesjoemeld met bonnetjes. Dijksma, alom aangeduid als een partij-apparatsjik, draait al achttien jaar mee in Den Haag.

‘Voor de sociaal-democraten is het electoraal kennelijk belangrijk om prominente figuren als Aboutaleb en Albayrak te kweken, maar tegelijkertijd is er geen politiek ideaal om te streven naar succes op dat vlak’, aldus James Kennedy. De hoogleraar Nederlandse geschiedenis schetst in een ontmoeting in zijn werkkamer op de Universiteit van Amsterdam de kabinetssamenstelling als een metafoor voor het algemene politieke handelen in Nederland: ‘Er is geen impuls in de politiek dat je voor jezelf als partij en aan anderen wilt tonen dat Nederland meer is dan een “wit” land.’

Halleh Ghorashi, hoogleraar diversiteit en integratie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, trekt het nog breder: ‘We volharden in de nieuwe liberale benadering van de overheid dat alleen mensen die geprivilegieerd zijn kwaliteiten bezitten.’ Het kiezen voor kwaliteit en niet voor diversiteit, benadrukt ze, is een typisch voorbeeld van hoe structurele maar vooral subtiele vormen van uitsluiting buiten beschouwing worden gelaten: ‘Het dominante denken is dat als je maar hard genoeg je best doet je er wel komt. Maar de groep of klasse waarin je geboren bent is wel degelijk relevant voor succes.’

Autochtoon of allochtoon, het is geen issue voor de VVD. ‘We kijken niet naar huidskleur, niet naar afkomst. Kwaliteit, kwaliteit, kwaliteit, daar draait het om’, is de laconieke reactie van Paul Luijten. Hij is voorzitter van de landelijke Permanente Scoutingcommissie (PSC) van de VVD. ‘Voor de VVD-achterban is daarnaast de regionale spreiding van belang. Regio­nale partijvoorzitters willen dat terugzien op kieslijsten.’ Na jarenlang in Amsterdam voor de VVD te hebben gescout naar nieuw politiek talent werd Luijten in april 2012 door het partijbestuur gevraagd om dat op landelijk niveau te gaan doen. ‘Vier dagen later’, zegt hij in een gesprek in een Amsterdams café, ‘trok Geert Wilders de stekker uit de regering-Rutte 1. Er was haast geboden. Voor 12 september werden nieuwe parlementsverkiezingen uitgeschreven. De kieslijst voor de Tweede Kamer moest met daadkracht worden samengesteld.’

Luijten licht toe dat de scoutingcommissie uit negen leden bestaat. De club spot kandidaten voor zowel de Senaat en de Tweede Kamer als voor het Europees Parlement. Ze komen elke maand één vrijdagmiddag, met uitloop naar de avond, bijeen om in groepjes van twee gesprekken te voeren met mensen die door anderen zijn aangemerkt als talentvol voor de VVD of die zichzelf naar voren hebben geschoven. De meesten zijn afkomstig uit het maatschappelijk middenveld: ondernemers, bestuurders. ‘Uit het stemgedrag van allochtonen weten we dat de VVD niet bijster aantrekkelijk is voor Marokkaanse Nederlanders, maar wel voor migranten met een Turkse of Chinese achtergrond. Onder hen bevinden zich relatief veel ondernemers.’

Waar letten ze bij die scoutinggesprekken op? Luijten: ‘Op opleiding, maatschappelijk engagement, de tijd die deze mensen voor de partij ter beschikking hebben. We zien toch al gauw zestien mensen per maand. Zo bouwen we een aardige database van liberaal talent op.’

Op het gezicht van de politicoloog Tillie, in zijn voor UvA-begrippen gigantische ­werkkamer, verschijnt een serene grijns als ik ook hem vraag waarom het ambt van staatssecretaris of minister in Nederland momenteel alleen door ‘witte’ mannen en vrouwen wordt uitgeoefend. Wat zegt dit over Nederland? ‘Friedrich Nietzsche heeft één alomvattende theorie waarin hij verklaart waar alles en iedereen in het universum door wordt gedreven: de wil tot macht.’ Ook het verhaal van Tillie, die sinds 1979 met politicologie bezig is en momenteel bijzonder hoogleraar electorale politiek en afdelingshoofd is, wordt met het verglijden van de jaren steeds simpeler. ‘Ik denk dus dat ik iets wezenlijks te pakken heb. Streep idealen weg en je houdt macht over. Dan valt te snappen wat je waarneemt op het politieke vlak. Waarom bijvoorbeeld GroenLinks, dat fors is teruggevallen bij de verkiezingen in september, nu haar idealen aan het aanpassen is. Om weer meer zetels te krijgen.’

Een minder recent voorbeeld. Tillie volgt sinds 1994 de allochtone kiezer op de voet. Het verbaasde hem toen bij de gemeenteraads­verkiezingen in 2006 al vroeg op de avond uit zijn exitpolls het beeld opsteeg dat negentig procent van de allochtonen in Amsterdam op de PVDA had gestemd. ‘Ik dacht wtf is going on. Zo’n zeg maar blokstem heeft een geweldige impact op de lokale politiek. Toenmalig PVDA-coryfee Felix Rottenberg presenteerde die bewuste verkiezingsavond het programma van de Amsterdamse zender AT5. Ik dacht: dat vertel ik hem. Dat is belangrijk voor de analyse. Maar het interesseerde hem niets.’

Lokaal zijn allochtone kiezers voor politieke partijen een electorale factor van belang. Bij gemeenteraadsverkiezingen mogen ook niet-Neder­landers stemmen, als ze hier tenminste vijf jaar wonen (wordt zeven jaar). Op nationaal niveau is het beeld anders. Tillie rekent voor: als de helft van de kiesgerechtigde allochtonen zijn stem zou uitbrengen, is dat goed voor zeven tot acht van de 150 parlementszetels. Partijpolitieke elites zijn op landelijk niveau dus minder afhankelijk van de allochtone kiezer dan in de Randstad. Zijn conclusie: men valt terug op oude, bewezen methoden. ‘Macht, ook in de politiek, deel je instinctief makkelijker met mensen die op jou lijken.’ De recente top-200 invloedrijkste Nederlanders van de Volkskrant toont dat volgens hem opnieuw aan. ‘Het is een gesloten bolwerk. Wat telt is etniciteit, klasse, opleiding.’

Collega-wetenschapper Kennedy, die inmiddels tien jaar in Nederland woont en werkt, vertaalt die ons-kent-ons-mentaliteit naar de politieke praktijk: ‘De cultuur van politieke besturen is insulair. Ze staan niet te popelen om een flinke scheut nieuwe inzichten.’ Die houding zorgt er volgens hem voor dat migranten worden getolereerd, tot op zekere hoogte worden gewaardeerd en zelfs interessant worden gevonden: ‘Als ze er tenminste blijk van geven dat ze snappen hoe het werkt. Ze moeten zich aan de bestaande mores houden. Nederlanders houden er niet van om voortdurend op scherp te moeten staan, ook niet in de politiek.’

Bij zowel de PVDA als de VVD geloven ze heilig in de kracht van de emancipatie van migranten. De weg van de geleidelijkheid. Niets forceren. Luijten leunt comfortabel achterover tijdens het gesprek. De tijd gaat het werk doen voor de VVD. ‘Dat het goed komt zie je nu al in steden als Rotterdam en Amsterdam’, zegt hij. ‘Daar komen allochtone politici omhoog. We zien bovendien dat de VVD aantrekkelijker wordt voor de tweede generatie migranten. Zij nemen nu al meer en meer deel aan kadertrainingen.’

Hans Spekman trekt parallellen met de opwaartse mobiliteit van vrouwen. ‘Pas decennia nadat ze kiesrecht kregen, veroverden vrouwen politieke macht. Emancipatie is bovendien geen lineair proces, het gaat met schokken.’ Wie dus had gedacht dat na een regering met Aboutaleb en Albayrak er naast vrouwen nu ook automatisch migranten boven zouden komen drijven bij kabinetsformaties heeft het mis. Maar het kan toch niet zo zijn dat er bij de PVDA gedurende het overleg over ‘de poppetjes’ met de VVD nooit een moment van reflectie is geweest? Dat niemand vertwijfeld uitriep: we verloochenen onze idealen! Spekman: ‘Natuurlijk, we hanteerden een top-drie van criteria voor kabinetsposten. 1. Kwaliteit. 2. Kwaliteit moet passen bij de portefeuille. 3. De regering moet een afspiegeling zijn van de samenleving.’ Dat dat laatste niet is gelukt, vindt hij geen reden om als PVDA-partijvoorzitter ‘niet voor de uitkomst van deze regeringsploeg te gaan staan’.

De organisatieadviseurs Kasem en Cortenbach kijken bedenkelijk. Ging het werkelijk zo? Ik spreek hen een dag na de ontmoeting met Spekman, in het kantoor van Van der Kruijs in de binnenstad van Utrecht. ‘In dit kabinet zitten in het algemeen weinig politieke buitenstaanders’, zegt Kasem. ‘Ministersposten zijn aan mensen toebedeeld die de partijtop vertrouwde. De meeste benoemingen zijn politieke beloningen in plaats van dat er een zoektocht heeft plaatsgevonden naar de beste man of vrouw op de juiste plek. Die schijn heeft het althans.’ De huidige PVDA lijkt hiermee volgens Cortenbach het conservatieve socialisme te omarmen: ‘De partij lijkt een exponent te zijn van het gevestigde autochtone establishment.’ Kasem vult haastig aan: ‘Begrijp ons niet verkeerd. De PVDA met Spekman aan het roer komt op voor zwakkeren en zieken, maar investeert met dit kabinet niet in de kracht en kwaliteit van nieuwe groepen in de Nederlandse samenleving.’ Vergeleken bij twintig jaar geleden is de gemid­delde leeftijd van bewindslieden nu een stuk lager. Toen waren het vooral zestigers, nu doen ook veertigers mee. Dat maakt het in theo­rie ook voor migranten makkelijker om toe te treden tot de politieke top. In die leeftijdsgroep, weten Kasem en Cortenbach uit hun eigen netwerken en databases, valt er onder hen veel talent ‘te vissen’. Ze hadden, als Rutte en Samsom hen om advies hadden gevraagd, zeker twee, drie kandidaat-ministers of staatssecretarissen kunnen voordragen. Namen willen ze niet noemen nu het voor ‘Den Haag’ immers geen issue bleek. Noch afgezien van de vraag of deze mensen interesse zouden hebben. Kasem: ‘Ook allochtonen in hoge functies zijn, gezien de ambities die ze in hun beroepsgroep hebben, niet op voorhand geïnteresseerd in een ministeriële benoeming.’

Een laatste vraag dringt zich op. Waarom slaagde het brede scala aan migranten in de PVDA met vertegenwoordigers tot in de Tweede Kamer en het partijbestuur er niet in om hun belangen in de politieke top beter te behartigen? Partijvoorzitter Spekman zegt dat er nauwelijks rumoer over is ontstaan in de partij: ‘Natuurlijk ben ik erop aangesproken dat er geen migranten in het kabinet zitten, maar het is geen issue dat is blijven doorzeuren. We zijn vrij snel weer overgegaan tot de orde van de dag.’ Die houding past in het grotere verhaal van Nederland, meent historicus Kennedy: ‘Er bestaat hier geen cultuur dat groepen hun rechten opeisen. Ik zie dat ook onder vrouwen. Die komen lang niet zo nadrukkelijk voor hun belangen op als hun seksegenoten in bijvoorbeeld de VS of Scandinavië.’ De discussie in Nederland is volgens hem vaak weinig principieel: ‘Het wordt niet gewaardeerd als je als vrouw, migrant of homo afdwingt dat je deel uitmaakt van welke vertegenwoordiging dan ook. Dat dat een principieel recht is. Daarom is er geen duurzame druk op conventionele politici om dat ideaal af te dwingen.’

VU-hoogleraar Ghorashi, afkomstig uit Iran, wijst op het belang van een breed gedragen verontrusting en verontwaardiging over dit ‘witte’ kabinet. Op de noodzaak van groep overschrijdende coalities. ‘Een van de privileges van mensen die privileges hebben, is dat ze die privileges als vanzelfsprekend ervaren. Het idee dat je er wel komt als je kwaliteiten hebt, heeft consequenties: dan dwing je jezelf niet voorbij de privileges te kijken. Je kiest voor wat voor de hand liggend is en dat is vaak te beperkt.’ Het is een houding die er volgens haar toe leidt dat degenen die niet tot de geprivilegieerde groep behoren en dat ter discussie stellen wordt verweten dat ze de rol van slachtoffer aannemen: ‘Op die manier worden alleen migranten pleitbezorger van het idee dat zij de macht willen delen met de “witte” bevolking. En dat is te beperkt voor een brede maatschappelijke verandering.’