Verhalen kunnen wel reizen (PDF). In: Asiel & Migrantenrecht (A&MR), nr.7, p. 383.
Het leven in een asielzoekerscentrum is een uitzonderlijke beleving die sommigen helaas moeten ondergaan. Het is een leven in een limbo vol onzekerheid en tijdsverspilling. Een groep mensen waar de meerderheid van een samenleving liefst niets van wil weten, wordt in een afzonderlijke ruimte bij elkaar gezet. Mensen die met veel pijn, maar ook enorm veel hoop het bastion van Nederland hebben bereikt, maar daar niet welkom zijn. Dan is het voorstelbaar dat een mens wanhopig wordt en het geloof in eigenwaarde verliest.
Sommige asielzoekers lukt het niet meer om de hoop te hervinden, maar velen slagen daar gelukkig wel in. Al ontbreekt ze de ruimte en het geld om grote reizen te maken, en al is het erg lastig met mensen buiten het centrum in contact te komen, niemand kan ze verbieden om in hun gedachten op reis te gaan. Bovendien kunnen deze mensen overal naartoe door hun eigen verhaal door te vertellen. Contact met de buitenwereld is van cruciaal belang: het houdt het persoonlijke verhaal in leven. Zo kunnen deze asielzoekers hun gevoel van eigenwaarde behouden.
Dit kwam ook heel sterk naar voren in het onderzoek waarover we (Floor ten Holder en Marije de Boers hebben het onderzoek onder mijn begeleiding uitgevoerd) begin 2012 in opdracht van project De Werkelijkheid hebben gerapporteerd. In het onderzoek stond de beleving van asielzoekers van hun verblijf in asielzoekerscentra centraal. We waren op zoek naar de condities die het dagelijks verblijf van asielzoekers in asielzoekerscentra met kleine stappen zouden kunnen verbeteren. Het werd snel duidelijk dat nieuwe kansen van groot belang zijn om evenwicht te brengen in de verstoorde balans tussen negatieve en positieve levenservaringen. De kans om meer te zijn dan een asielzoeker (een voornamelijk negatief geladen begrip); om nieuwe sociale contacten te kunnen vormgeven (en niet alleen met lotgenoten die wederom vooral negatief geladen zijn), om een nieuw perspectief in het leven op te bouwen. Een productief heden zou de pijn uit het verleden tijdelijk kunnen verzachten.
Toen ik eind jaren 1980 naar Nederland kwam, bestonden de AZC’s nog niet. Ik huurde een kamer in de Bijlmer in Amsterdam, en na het leren van de taal en met de hulp van het UAF begon ik na een jaar met een universitaire opleiding. Het student-zijn gaf mij een positief perspectief dat tegenover een onzeker leven als asielzoeker stond. Door mijn studie kon ik ook de pijn uit het verleden iets verzachten, ik kon tijdelijk afstand nemen van de moeilijkste herinneringen en de wat positievere verhalen uit mijn verleden delen met anderen. Het luisterend oor van mede-studenten en docenten gaf mijn leven warmte en betekenis. De nieuwsgierigheid was een belangrijke factor in die eerste jaren. Ik was nieuwsgierig naar de verhalen uit mijn nieuwe land en de mensen die ik leerde kennen waren nieuwsgierig naar mijn verhalen uit het verleden. Dat leidde tot openheid en vriendschappen. Deze actieve start is cruciaal geweest om het leven op te bouwen wat ik nu heb. Alle passie en energie van de eerste jaren van mijn ballingschap kon ik omzetten in zelfontplooiing. Ik ben er daarom stellig van overtuigd dat ik een andere toekomst tegemoet was gegaan als ik tien jaar later naar Nederland was gekomen. Pijnlijk om te denken aan al die mensen die niet de kansen hebben gekregen die ik kreeg.
We kunnen niet terug gaan in de tijd, maar we kunnen er wel lessen uit trekken door vragen te stellen als: heeft het oprichten van asielzoekerscentra voordelen gehad die de nadelen overtreffen? Zo nee, waarom houden we ze dan in stand? Zo ja, hoe kunnen we de humane ambitie van het beleid toch waarmaken? Ons rapport zit vol suggesties om asielzoekers in hun hoop, perspectief en zelfvertrouwen te sterken. Laten we hopen dat ze worden opgevolgd. Wat in elk geval al is bereikt, is dat asielzoekers hun verhalen hebben kunnen laten reizen buiten de grenzen van het AZC.