Ghorashi, H. (November 2018), Met de beste bedoelingen sluiten we migranten uit. Sociale Vraagstukken.
We leggen de nadruk te veel op verschillen en te weinig op wat we gemeenschappelijk hebben met migranten, stelt Halleh Ghorashi. Onbedoeld leidt dit tot uitsluiting. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat verschillen ons verrijken in plaats van beangstigen?
Om de wereld te kunnen begrijpen hebben mensen categorieën nodig waarin ze de informatie om hen heen kunnen ordenen. Maar deze categorieën kunnen mensen ook beperken in sociale interactie wanneer ze dichotomieën worden.
Als verschillen tussen categorieën zo groot worden, blijft er nauwelijks ruimte meer voor dat wat gemeenschappelijk is, terwijl voor elke interactie, elk gesprek zowel verschil als het gevoel van gemeenschappelijkheid nodig is.
De macht van de vanzelfsprekendheid
Desondanks vinden mensen het in contact met ‘vreemde’ anderen moeilijk om open te staan voor gemeenschappelijkheid. Gek genoeg gebeurt dit vaak ook met de beste bedoelingen. Mijn onderzoek van de afgelopen twintig jaar laat zien dat deze niet-intentionele processen van uitsluiting vooral te maken hebben met de macht van de vanzelfsprekendheid.
Die macht zit in de herhaling van beelden (en van de gedachtes die deze beelden voeden) van ons en van de ander, waardoor we ze als vanzelfsprekend en normaal beschouwen. Die machtswerking gebeurt niet vanuit een dictatuur, maar met de beste bedoelingen of mooie bewoordingen. En daarom is ze zo moeilijk te bestrijden.
Zo is harde taal over migranten, in de jaren tachtig van de vorige eeuw absoluut ongepast, tegenwoordig normaal, zelfs bij de middenpartijen. De huidige negatieve en hiërarchische benadering van migranten is gefundeerd in de basisgedachte van migranten als absolute anderen (zowel cultureel als sociaaleconomisch) in de Nederlandse samenleving.
Deze benadering van migranten als vreemde anderen is historisch gevormd en daarom genormaliseerd in ons denken en handelen over migranten.
Verzorgingsstaat draagt bij aan beeld van hulpbehoevende migrant
Recentelijk kreeg het dominante discours over migranten een zeer negatieve lading. Maar ook in minder negatieve tijden beschouwde men in Noord-Europa migranten als kwetsbare groepen die de hulp van de verzorgingsstaat nodig hebben, stellen Holvino en Kamp (2009). Volgens hen geldt aandacht voor het diversiteitsvraagstuk hier als een morele verplichting van de staat, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de VS waar meer aandacht is voor de toegevoegde waarde van migranten.
Juist de specifieke context van de verzorgingsstaat draagt bij aan de beeldvorming van migranten als hulpbehoevend en afwijkend van de norm. Hierdoor worden migranten continu aangesproken op hun (vermeende) gebreken en nauwelijks op hun talenten en positieve bijdragen.
Klonen van de eigen soort mensen
Deze nadruk op achterstand in plaats van potentiele bijdrage aan de samenleving legitimeert en ‘normaliseert’ de keuzes voor leden uit de dominante groep voor functies in de samenleving. Vervolgens leidt deze normalisering tot het klonen van de eigen soort mensen in diverse functies.
Dit verklaart het gebrek aan weerstand tegen de grote homogeniteit van organisaties in Nederland, ondanks vele generaties van migranten. De oorzaak daarvan legt men bij de (achterstand van) migranten en beschouwt men niet als probleem van (mechanismen in) de organisaties of van de samenleving.
Zo zien we steeds meer ongelijkheid in posities en afstand tussen groepen zonder dat er een expliciete bedoeling is om migranten uit te sluiten. Sommige organisaties beweren zelfs dat ze alles eraan doen om diverser te worden. Maar goede bedoelingen leiden niet tot inclusiviteit als niet ook de genormaliseerde beelden ter discussie worden gesteld.
Investeren in inclusieve ruimtes en organisaties
We kunnen het ons niet veroorloven om deze situatie te accepteren. De belofte van gelijkheid en gelijke kansen voor iedereen is leeg als we als samenleving niet werkelijk investeren in inclusieve ruimtes en organisaties. Als we de discursieve macht van de wij-zij-hokjes vleugels geven, investeren we juist in homogene zones die elke vorm van verbinding vanuit verschil onmogelijk maken.
Wat resteert, is groeiende segregatie en afnemend inlevingsvermogen in anderen. Als groepen elkaars pijn en verdriet niet meer kunnen voelen, voeden we onbegrip, angst en wantrouwen die de samenleving gaan ontwrichten. Wat resteert, is dan het verbeeldingsarme discours van de onmogelijkheid. Investeren in diversiteit is geen luxe, maar noodzaak.
Mensen moeten hun comfortzones durven te verlaten
Diversiteit kan bovendien leiden tot vernieuwing, zij het op een complexere manier dan nu vaak naar voren wordt gebracht. Diversiteit brengt enige spanning met zich mee, omdat ze de comfortzones en dagelijkse routines ter discussie stelt.
Daar ligt de potentie voor vernieuwing, maar daarmee zijn we er nog niet. Om deze potentie waar te maken moeten mensen hun comfortzones durven te verlaten en in tussenruimtes ontmoetingen vanuit diversiteit toe te laten.
De ander benaderen vanuit de positie van die ander
Om de balans tussen verschil en gemeenschappelijkheid te vinden (vooral wanneer deze balans zoek is), is het belangrijk om condities te creëren die het besef van gemeenschappelijkheid stimuleren. De joodse filosofie, vooral het werk van Emmanuel Levinas, biedt hiervoor inspiratie.
Volgens Levinas vertrekken mensen in hun handelen te vaak vanuit de ik-positie. Hij stelt voor om ‘alteriteit’ als uitgangspunt te nemen: de ander benaderen vanuit de positie van die ander (Janssens & Steyaert, 2001). Het vooropstellen van de ik-positie maakt het contact met de ander onmogelijk, zeker wanneer de assumpties over de ander beladen en negatief zijn.
Een te negatief beeld laat geen ruimte voor verrassing, vernieuwing en verbinding. Om deze dominantie van afstand tot de ander te kunnen doorbreken is alteriteit nodig en daartoe is het creëren van tussenruimtes van belang.
Alteriteit vraagt om onze eigen overtuiging tijdelijk op te schorten. Opschorting van het eigen gelijk maakt de tussenruimte oordeel-leeg waardoor je de ander kunt zien, horen en aanvoelen. Door onbevooroordeeld luisteren wordt de ruimte veilig genoeg om ervaringen in openheid te delen, maar ook de alteriteit - de ander vanuit zijn of haar positie en leefwereld aanschouwen – toe te laten.
Verbeeldingskracht kan discours van onmogelijkheid doorbreken
Door het verhaal van de ander toe te laten ontstaat er identificatie die verrassend kan zijn. Mensen vinden de vergeten bronnen van gemeenschappelijkheid terug. Hoe groter het verschil, hoe mooier en leerzamer deze verrassende ontmoeting en hoe groter de vernieuwende effecten van diversiteit.
Deze horizonversmelting neemt het individu mee in een zee van mogelijkheden, voedt de verbeeldingskracht en schept nieuwe inzichten. En het is de verbeeldingskracht die we nodig hebben om het door de macht van de vanzelfsprekendheid ontstane discours van onmogelijkheid te kunnen doorbreken.
Halleh Ghorashi is hoogleraar diversiteit en integratie aan de afdeling Sociologie van de VU, en sinds september kroonlid van de SER. Dit artikel is een bewerking van haar lezing ‘Voorbij polarisatie’ bij Studium Generale Utrecht op 17 oktober, en verscheen eerder op socialevraagstukken.nl.
Foto: Sigfrid Lundberg (Flickr Creative Commons)